10 tips in de praktijk


Organische stof, bemesting, onkruidbestrijding en verwachtingen over en weer: duidelijke afspraken kunnen samenwerking tussen melkveehouders en akkerbouwers een stuk makkelijker maken. De afgelopen jaren is in het project ‘Samenwerking akkerbouw en melkveehouderij’ gekeken wát de belangrijkste tips of aandachtspunten zijn voor boeren die samenwerken.

Giske Warringa is projectleider van dit project en heeft ook een melkveebedrijf met haar man en schoonouders. Thuis werken ze ook samen met een akkerbouwer. Ze geeft aan dat een perfecte manier van samenwerken niet van de ene op de andere dag geregeld is. Maar hoe pakken zij thuis zélf deze tips aan?

Voederbieten

De familie Warringa werkt samen met een buurman. Ze maken in hun bouwplan onderscheid tussen grond dichtbij stal en verderweg. Giske: ‘Op land dat verder weg ligt doen we twee à drie jaar gras in de akkerbouwrotatie. Op de huiskavel roteren de aardappelen ook over de melkvee- percelen. Zij telen gras op de akkerbouw-percelen die ze aan hun huiskavel kunnen plakken. Na één jaar aardappelen wordt het weer gras. Giske: ‘Daarnaast teelt de buurman  voederbieten die wij vervolgens van hem kopen. Hij verbouwt ze in een strook naast zijn suikerbieten, aan drie hectare hebben we genoeg.’

Tip 1: Over beleid & wet- en regelgeving.

Bekijk eerst hoeveel grond de melkveehouder nodig heeft om te voldoen aan derogatie en grondgebondenheid. Kijk dán hoe de akkerbouwer kan voldoen aan de vergroeningsvoorwaarden. Maïs of gras in het bouwplan kan net dat extra gewas zijn voor de gewasdiversificatie.

Giske: ‘De reden dat bij ons het melkveebedrijf leidend is in de rotatie, is dat er bij ons gewoonweg meer regels zijn om aan te voldoen. We rekenen dus eerst hoe we daarin uitkomen, dán kijken we naar wat er voor akkerbouw nodig is. We komen er altijd uit en hoeven zelden mest af te voeren. Soms kunnen we zelfs aanvoeren, afhankelijk van het groeiseizoen en de hoeveelheid voer van vorig jaar.’

Tip 2: planmatige bouwplanrotatie

Als duidelijk is wie wàt aan grond nodig heeft, kunnen samenwerkers heel goed een gezamenlijk bouwplan opstellen. Het advies? Stel een planmatige bouwplanrotatie op voor minimaal vijf jaar of één volledige rotatie. Zo kun je systematischer werken en is de aaltjesdruk beter te beheersen. Ook kun je gericht bodemmonsters nemen op basis van voor- of navrucht.

Giske: ‘Wij maken geen concreet meerjarenplan dat we ergens opschrijven. Wat waar komt, laten we afhangen van de droogtegevoeligheid van de grond en de afstand tot de stal en de aaltjes in de bodem. Voor de grond die verder weg ligt zou je kunnen zeggen dat aardappels, bieten, mais en gras wel zo’n beetje de vaste gewassen zijn. We hebben dus wel een soort planmatige bouwplanrotatie maar spreken dat niet zo duidelijk naar elkaar uit.

Voor grond dicht bij de stal zijn gras, mais en aardappelen de vaste gewassen.  Die roteren niet planmatig. Beweiding is hier leidend. Dus grasland heel dicht bij de stal wordt vrijwel nooit mais. Hier roteren alleen gras en aardappelen. De staat van de grasmat is ook erg bepalend voor de huiskavel. Vrijwel al onze grond gaat wel mee in de ruil met de akkerbouwer, als we de natuurgronden buiten beschouwing laten hebben we maar ongeveer 7 % blijvend grasland.

Tip 3: keuze tussen wisselbouw en continue gras

Roteer alleen met kortdurend grasland (het zogeheten kunstweiden) en gebruik de rest als blijvend/continue grasland. Kies de percelen voor wisselbouw en continue gras op het melkveebedrijf op basis van bodemconditie, ontwatering en beweidingsplan. Beweiden gebeurt bij voorkeur op de huiskavel en de beweidbare oppervlakte moet natuurlijk passen bij de ambities qua beweiding.

Giske: ‘Zoals met alle tips geldt: je moet kijken hoe het in je beider bedrijfsvoering past. Bij ons roteren de aardappels bijvoorbeeld wél door de huiskavel heen. Dat is vrij kort maar maakt dat we deze tip niet volledig volgen. Voor de bestrijding van onkruid in grasland is de rotatie met één jaar aardappels dan wel weer gunstig.’

Tip 4: Zorg dat de organische stofbalans van ieder perceel positief is

Zorg voor een positieve organische stofbalans van ieder perceel. Voor blijvend grasland is dit in principe geen issue omdat gras snel organische stof opbouwt door zodeontwikkeling en bemesting met rundveemest. Vul waar tijdelijk grasland en bouwland elkaar afwisselen én bij bouwlandpercelen de organische stofbalans gericht aan.

Giske: ‘Wij kijken samen naar de grond en letten op de vochthuishouding. Stromest heeft een duidelijk positief effect en omdat het aanbod hiervan gering is, kijken we jaarlijks gericht welk perceel dat goed kan gebruiken. Jammer eigenlijk, dat veel akkerbouwers stro onderploegen. Eigenlijk zouden ze het jaartje aan een melkveehouder met strostallen moeten uitlenen. Maar goed, die zijn er ook weer niet zoveel. Daarnaast voeren we op onregelmatige basis compost aan en maaisel en afgeplagde grond van Staatsbosbeheer. De akkerbouwer is hier gerichter mee bezig dan wij en neemt ook onze grond in zijn planning mee.’

Tip 5: Zit sámen bovenop onkruid

De afwisseling van bouwland en tijdelijk grasland is in principe een kans om onkruid (en aardappelopslag) aan te pakken: typische graslandonkruiden (wortelonkruiden) onderdruk je beter tijdens de bouwlandperiode en andersom bestrijd je zaadonkruiden en aardappelopslag goed tijdens de graslandperiode.

Giske: ‘De akkerbouwer doet ons spuitwerk. In het project hebben we wel met alle deelnemers gesproken over de cyclus van ritnaalden en emelten en de kansen die bestrijding in grasland biedt. Maar in de praktijk gaat er bij ons teveel puzzeltijd zitten in het uitdokteren hoe we dit het beste kunnen aanpakken. Je zit natuurlijk met spuitmomenten en het tijdstip van maaien. Wanneer kunnen de koeien het weer eten? Zou het puzzelen rondom regels en voorwaarden minder tijd kosten, dan zouden we hier tijd in kunnen steken. Want dat er kansen liggen, daarvan ben ik overtuigd.’

Tip 6: Bemonsteringsschema voor aaltjes en omgaan met grondverplaatsing

Stel een bemonsteringsschema op voor aaltjes op basis van gewasrotatie en kans op vermeerdering. Bepaal op basis van de uitkomst welke gewassen en rassen op dit perceel geteeld worden en in welke volgorde, zodat vermeerdering en schade worden voorkomen. Maak afspraken over grondverplaatsing en schoon werken.

Giske: ‘Ja, hier kan ik heel kort over zijn. Dit laten we volledig aan de akkerbouwer over. Wat wanneer op aaltjes bemonsterd wordt is zijn zaak. Hij let op grondverplaatsing en hierin kunnen we van elkaar op aan.’

Tip 7: Beperkt bemesten

Na het scheuren van grasland komt veel stikstof vrij uit de graszode die verteert. Het is belangrijk om de stikstofbemesting in de volgende teelt hierop aan te passen. Soms is er zelfs geen bemesting nodig.

Giske: ‘Ook hier houdt de akkerbouwer rekening mee, wel bespreken we samen globaal welke mestsoort wanneer waar komt.’

Tip 8: Benut het onderzaaien en inzaaien van vanggewassen.

Om verliezen van stikstof naar grond- en oppervlaktewater te voorkomen, is het belangrijk om de juiste combinatie van gewas plus vanggewas te kiezen en ook bij de rassenkeus van bijv. maïs rekening te houden met de vroegheid. Bij een vroeger ras is de kans groter dat het vanggewas beter ontwikkelt en dus meer stikstof op kan nemen. Dit stikstof kun je het jaar erop weer inzetten bij het nieuwe gewas.

Giske: ‘De keuze voor welk vanggewas we gebruiken  bepalen we in overleg. Hierbij houden we rekening met aaltjes. Daarvoor zou een meerjarig bouwplan natuurlijk ook handig zijn.

Tip 9: Maak afspraken over de kwaliteit van bodemstructuur

Het is belangrijk om bodemverdichting te voorkomen. Wissel kennis over de percelen met elkaar uit, zoals de draagkracht en droge en natte plekken. Welke machines komen onder welke omstandigheden op het land?

Giske: ‘Het is natuurlijk niet heel Drents om harde afspraken te maken. Maar we bespreken het wel. We weten wat we van elkaar verwachten, het is een soort wederkerigheid die blijft functioneren zolang beide partijen er iets aan hebben.’

Tip 10: Maak afspraken over de bemesting.

Spreek duidelijk af wat op basis van het bouwplan, het bemestingsmoment met welke mestsoort wordt. De veehouder kan de organische mest leveren voor bemesting van het bouwland.

Giske: ‘We bestellen/regelen onze eigen mest voor onze eigen gewassen. Als het nodig is spreken we over bepaalde percelen dat komt dan aan bod in de grotere overlegstructuur die we samen hebben.’


Voederbieten (3)
HT-0275
Weiden (1)

10 tips, de uitgebreide versie

Dit artikel geeft de tips kort weer. De uitgebreide beschrijving is hier beschikbaar.