Interview Frank Verhoeven


LNV zoekt naar invulling van het stikstofbeleid op de lange termijn. Frank Verhoeven vindt dat we in Drenthe de oplossing al hebben klaarliggen: sturen op gewenste doelen, ondersteuning via duurzaamheidsplannen en belonen voor prestaties. Tijd een voor interview.

Stikstofreductie landbouw vergt aanpassen van de bedrijfsvoering op de lange termijn’

Geen dure lapmiddelen

Melkvee- en kringloopdeskundige Frank Verhoeven is betrokken bij Duurzame melkveehouderij Drenthe en heeft een duidelijke mening over hoe de melkveesector aan de slag zou moeten met de reductie van stikstof. ‘Verandering van het hele bedrijfssysteem is op de lange termijn de enige methode. Geen dure lapmiddelen als voerrestricties en -toevoegingen, emissiearme stallen en uitrijsystemen voor mest, want dat werkt averechts. Stap voor stap werken aan het verminderen van de stikstof inputs en daardoor de stikstofkringloop sluiten werkt veel beter. Wat er niet in komt, gaat er ook niet uit.’

Drenten lopen een stap voor

Deelnemers aan het project Duurzame melkveehouderij Drenthe hebben in zijn visie al een stap voor op de maatregelen voor vermindering van stikstofemissie. Zowel naar de bodem als naar de lucht. Zij werken sinds 2018 of 2019 aan de verduurzaming van hun gehele bedrijf en worden drie jaar lang financieel beloond voor hun prestaties op vijf vastgestelde doelen, waaronder ammoniakemissie en het stikstofbodemoverschot. Zo werken zij op een positieve manier aan het behalen van de gewenste waarden en worden ondersteund door onafhankelijke adviseurs. Frank: ‘En laat dat laatste nu precies zijn waarover LNV ook nadenkt. Belonen in plaats van op de kosten jagen. Op die manier bedrijfsverandering sturen op een aantal doelen die verband houden met milieu en klimaat. Deze doelen noemen we KPI’s, ‘Kritische Prestatie Indicatoren’.

Directe en indirecte invloed

Drie van de vijf KPI’s van Duurzame Melkveehouderij Drenthe hebben direct invloed op stikstofemissie en -uitspoeling: uren en dagen beweiding (hoe meer beweiding hoe minder ammoniakemissie), kg ammoniakemissie/ha (het voerspoor, de stal en de aanwending van mest) en het stikstofbodemoverschot (de uitspoeling naar de bodem). Maar ook de KPI CO2 uitstoot per kg melk heeft indirect invloed.

Hoe lokaler mestafzet en voerproductie plaatsvindt, hoe minder transport en dus CO2-uitstoot. Ook transport veroorzaakt immers stikstofdepositie. De laatste KPI die Drenthe hanteert, het fosfaat bodemoverschot, staat los van stikstof maar heeft effect op de omringende biodiversiteit. Minder fosfaat betekent een minder voedselrijke omgeving en daardoor meer kans voor soorten die houden van arme grond.

Stikstof en klimaat zijn verbonden

Wat Verhoeven betreft draait verduurzaming om het herstel van de bedrijfskringloop. ‘We hebben nu eenmaal grote maatschappelijke opgaven rond stikstof en klimaat. En die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.’ Hij ziet toekomst in een mineralenbalans op bedrijfsniveau waarbij de boer er naar eigen inzicht voor zorgt dat de balans in evenwicht is. LNV en afnemers als melkfabrieken sturen steeds meer op bepaalde doelen. In Drenthe hebben we die doelen op elkaar afgestemd en worden de bedrijven via een duurzaamheidsplan ondersteund die doelen te halen. Daarom is de aanpak van Duurzame Melkveehouderij Drenthe een voorbeeld.  ‘Een hele boervriendelijke aanpak. Het gros van de boeren investeert ook liever in meer natuur, bijvoorbeeld via kruidenranden en groenstroken, dan bijvoorbeeld in nieuwe verplichte stalaanpassingen. Zij zien dat dat laatste vooral veel geld kost en weinig échte milieuwinst oplevert. Het vermindert de uitstoot maar verbetert niet de bedrijfskringloop, de biodiversiteit en laat staan het inkomen.

Boer zelf aan zet

Verhoeven legt uit waarom een mineralenbalans beter werkt: ‘Het voerspoor zet alleen in op minder stikstof in het rantsoen, terwijl het zinvoller is om uit te gaan van het totale bedrijf. Daarbij kijk je naar de in- en output op bedrijfsniveau, dat is ook eenvoudiger controleerbaar. Op dit moment kijkt de overheid naar de stikstofexcretie van koeien en de stikstofonttrekking uit de bodem. Om af te wijken van de overheidsnormen is er de BEX en de BEP, maar deze berekeningen zijn ingewikkeld en lastig om te controleren en te handhaven. Via de kringloopwijzer hebben we echter wél een zee aan informatie. Hiermee kunnen de boeren zelf heel goed aan de gang om hun uitstoot en verbruik te verminderen. Geef dus kaders en laat boeren zelf bepalen hoe ze daaraan voldoen.’

Hele systeem

Naast de invloed op luchtkwaliteit is stikstof ook belangrijk bij kwaliteit van oppervlakte- en drinkwater en bij de emissie van broeikasgassen. Het gaat dus niet alleen om het éne aspect dat emissie van ammoniak veroorzaakt (de stikstof naar lucht in de huidige discussie rondom PAS) maar óók om transport, uitspoeling naar water etc. Verhoeven schetst dat, als we de kringlooptransitie grondig aanpakken, boeren veel minder krachtvoer op hun bedrijf hoeven aan te voeren. Dat vermindert ook het gesleep van buitenlandse producten als soja over de wereld.

Zuinig met grondstoffen

Kringloopbedrijfsvoering vergt wel meer vakmanschap en zuiniger werken, benadrukt Verhoeven. Zuinig met grondstoffen en daardoor ook financieel gunstig. Er is hierbij meer aandacht nodig voor de rol van een goede bodem, voor regionaal voer, regionale mestafzet en last but not least: de mestkwaliteit. Verhoeven: ’In dat kader is het ook beter om stallen te gaan bouwen die betere mest opleveren. Helaas rekent de overheid de boer af op mollen ammoniak en niet op het totale kringloopplaatje.  Maar dat is een volgende discussie.’


HT-Koeien20052931
frank verhoeven